Kevin Spiritus

Wil de politiek wel een goede fiscale hervorming? 

Gepubliceerd in De Tijd op 22 januari 2020

De gelekte informatie over het rapport van de Hoge Raad van Financiën over een grondige fiscale hervorming voorspelt weinig goeds. Het goede voorstel van de experts is verbannen naar een annex. De door de politiek gesteunde compromisvoorstellen gaan in tegen de belangrijkste principes voor een goed belastingsysteem.

Het eerste compromisvoorstel is een vlaktaks in te voeren. De inkomensbelasting is het instrument bij uitstek om te herverdelen, rekening houdend met de ongelijkheid, de politieke voorkeuren en de effecten op het arbeidsaanbod. Nederlands onderzoek toont dat een vlaktaks die evenveel herverdeelt als een progressief systeem de efficiëntiekostprijs met 4 procent van bruto binnenlands product verhoogt. Waarom een verfijnd instrument vervangen door een botte bijl?

Een tweede voorstel betreft een progressieve belasting op alle inkomens. Ook dat is geen goed idee. Een belasting op kapitaal veroorzaakt grotere economische verstoringen dan een belasting op arbeid. Een hoge kapitaalbelasting schrikt ook buitenlandse investeerders af.

Toch is een belasting op kapitaal nodig. Er zijn grote verschillen tussen de rendementen voor mensen met gelijkaardige vermogens, zelfs als we corrigeren voor spaargedrag en marktrisico. Dat is deels te verklaren door verschillen in financiële geletterdheid. Maar er zijn ook onvoldoende financiële instrumenten om het risico op de waarde van de eigen woning of van het eigen bedrijf te diversifiëren. Een belasting op kapitaalinkomens, inclusief meerwaarden, werkt dan als een verzekering. Wie wint, betaalt meer dan wie verliest. Amerikaans onderzoek toont dat een brede kapitaalbelasting, met een compensatie voor minwaarden, een uitgesproken positief effect heeft op het ondernemerschap.

Bovendien zijn niet alle kapitaalinkomens een beloning voor geduld of de bereidheid risico’s te nemen. Een toenemend aandeel van de winsten komt voort uit marktconcentratie. Belgen betalen te hoge prijzen en de opbrengst gaat naar aandeelhouders. Dat geeft een bijkomende reden om lasten te verschuiven van arbeid naar kapitaal.

Dus ja, we moeten kapitaalinkomens belasten, maar nee, niet aan hetzelfde tarief als arbeid. Bovendien is het beter kapitaalinkomens niet progressief te belasten. Kapitaalinkomens zijn volatieler doorheen de tijd. We willen eenmalige meevallers niet zwaarder belasten dan stabiele inkomens. Spaarders kunnen bovendien hun kapitaalinkomen verschuiven naar een minder vermogend familielid, om onder een lager tarief te vallen. Een lineair tarief laat overigens toe belastingen te heffen via de financiële instellingen.

In het derde compromisvoorstel worden de kapitaalinkomens forfaitair belast. Men belast dus een fictief rendement op het totale vermogen. Ook dat is geen goed idee. In Nederland, het enige geïndustrialiseerde land dat dit principe toepast, is het immens onpopulair. De belasting hangt dan niet van het werkelijke inkomen af. Een forfaitaire kapitaalbelasting verliest bovendien haar verzekeringsfunctie en ontmoedigt het ondernemerschap. Het Nederlandse regeerakkoord kondigt een terugkeer aan naar een belasting op werkelijke kapitaalinkomens.

Een vaak gehoord argument tegen een brede belasting op werkelijke kapitaalinkomsten is dat die de overheidsinkomsten destabiliseert. Vanuit macro-economisch perspectief is dat evenwel wenselijk. De gestegen volatiliteit van de overheidsinkomsten leidt tot een gedaalde volatiliteit van de spaarinkomsten. Dat stabiliseert de economie tijdens een recessie. Zeker nu de Europese Centrale Bank aan slagkracht verliest door de lage rente, moet de overheid op zoek gaan naar automatische stabilisatoren.

Hoe ziet een goede belasting er dan wel uit? Een duale inkomensbelasting, naar Scandinavisch voorbeeld, komt aardig in de buurt. Dit systeem inspireerde duidelijk de experts van de Hoge Raad van Financiën bij het schrijven van hun annex. Men belast arbeidsinkomens aan een progressief tarief, en werkelijke kapitaalinkomens aan een lager, lineair tarief. Zo worden de door mij opgesomde problemen vermeden.

Het is belangrijk dat alle kapitaalinkomens op dezelfde manier worden belast. Anders laten spaarders en bedrijven zich bij hun beslissingen leiden door fiscale eerder dan economische motieven. Bovendien is een uniform tarief minder gevoelig voor beïnvloeding door belangengroepen, en wordt het moeilijker belastingen te ontwijken. Bij het belasten van dividenden moet men dan compenseren voor eerder betaalde vennootschapsbelastingen. Om de "˜vervennootschappelijking" tegen te gaan worden rendementen boven een rekenrente van 5 Ã 10 procent van het eigen vermogen best belast als arbeidsinkomen.

Na het beleid van de voorbije jaren vraagt men zich af of de politiek écht een goede hervorming wil. Het lijkt alsof de effectentaks en de beurstaks ontworpen waren om te mislukken. Specifieke uitzonderingen lijken op maat geschreven te zijn van belangengroepen, uit angst voor die groepen. Een gebrek aan moed dreigt ons opnieuw op te zadelen met een inefficiënte en onrechtvaardige fiscaliteit. Hopelijk komen de partijen tot inkeer, en luisteren ze naar de experts.