Voorgestelde meerwaardebelasting is zowel economisch schadelijk als fiscaal onrechtvaardig
Gepubliceerd in De Tijd op 2 mei 2025In zijn wetsontwerp voor een meerwaardebelasting stelt minister van Financiën Jan Jambon een opmerkelijke vrijstelling voor: wie zijn aandelen minstens tien jaar in portefeuille houdt, zou geen belasting hoeven te betalen op de gerealiseerde meerwaarde. Dat klinkt misschien aantrekkelijk, maar vanuit economisch perspectief is het een slecht idee. Het voorstel schaadt de economie en creëert een onnodig en onrechtvaardig onderscheid tussen belastingbetalers.
Dat kunnen we helder maken aan de hand van de theorie van optimale belastingen. Als overheid wil je belastingen zo heffen dat je enerzijds genoeg middelen ophaalt en anderzijds rekening houdt met de draagkracht van burgers. Tegelijk wil je zo min mogelijk schade aanrichten aan de economische welvaart. Omdat burgers doorgaans zelf het beste kunnen inschatten welke keuzes hun welzijn vergroten - of het nu gaat om werken, sparen, consumeren of investeren - is het belangrijk dat belastingen hun gedrag zo min mogelijk verstoren.
Als bepaalde groepen van belastingbetalers aangeven vooral níét belast te willen worden, moeten we dat kritisch bekijken. Zelfs een kleine overheid heeft inkomsten nodig. Een vrijstelling voor één specifieke groep betekent automatisch dat andere groepen meer moeten betalen, wat ook economische schade veroorzaakt.
Zo’n uitzondering leidt ertoe dat burgers keuzes maken die ze zonder die fiscale prikkel niet zouden maken, wat indruist tegen het principe van neutraliteit. De ervaring leert bovendien dat het vaak niet de economisch meest gerechtvaardigde groepen zijn die zulke uitzonderingen krijgen, maar eerder groepen met een sterke lobbykracht. Economen pleiten daarom steevast voor een zo neutraal mogelijk belastingstelsel.
Goede huisvader
De vraag is dus of er goede economische redenen bestaan om meerwaarden na tien jaar vrij te stellen. Volgens het wetsontwerp moet de vrijstelling beleggers stimuleren tot een langetermijnvisie, zoals je van een ‘goede huisvader’ zou verwachten. Maar is dat werkelijk wenselijk?
We worden geconfronteerd met grote maatschappelijke uitdagingen, zoals noodzakelijke investeringen in artificiële intelligentie (AI), defensie en batterijtechnologie. Juist nu willen we vermijden dat beleggers vasthouden aan investeringen die tien jaar geleden misschien zinvol waren, maar inmiddels achterhaald zijn, enkel om een belastingvoordeel veilig te stellen.
Ook vanuit verstandig vermogensbeheer is het weinig zinvol beleggers om fiscale redenen aantrekkelijke nieuwe investeringen te laten mijden. Het argument dat zo’n vrijstelling speculatie zou tegengaan, overtuigt niet, aangezien speculatief gedrag zich doorgaans afspeelt op veel kortere termijnen.
Daarnaast creëert de voorgestelde vrijstelling een fundamenteel onrechtvaardig onderscheid. Belastingbetalers met een vergelijkbare draagkracht moeten in principe evenveel bijdragen. Stel dat iemand binnen tien jaar onverwachte kosten krijgt - een nieuwe woning, ziekte in de familie - dan betaalt die persoon plots wel meerwaardebelasting. Iemand met minder dringende financiële verplichtingen en een langere beleggingshorizon geniet daarentegen van een fiscaal voordeel.
Dat onderscheid heeft niets te maken met draagkracht, integendeel. Wie al financieel comfortabel is, wordt nog extra beloond.
Samengestelde rente
Bovendien bestaat ook zonder bijkomende vrijstelling al een aanzienlijke fiscale stimulans om aandelen langer bij te houden. Een meerwaardebelasting hoeft pas betaald te worden op het moment dat aandelen effectief worden verkocht. De belegger geniet daardoor feitelijk een rentevrije lening van de overheid, waarbij het uitgestelde belastingbedrag ondertussen verder kan renderen.
Een eenvoudig rekenvoorbeeld verduidelijkt dat. Wie met 100.000 euro begint en jaarlijks 10 procent rendement behaalt, realiseert na tien jaar een meerwaarde van zo'n 159.000 euro. Bij verkoop betaalt deze belegger bijvoorbeeld 30 procent belasting en houdt netto ongeveer 112.000 euro over.
Wie daarentegen jaarlijks 30 procent belasting betaalt op ontvangen dividenden (bij aandelen) of rente (bij obligaties) en de resterende opbrengsten herinvesteert, houdt na tien jaar netto aanzienlijk minder over: ongeveer 96.000 euro. Dat verschil, veroorzaakt door het uitstellen van de belastingbetaling, neemt door het effect van samengestelde rente snel toe.
Het voorgestelde tarief van 10 procent in het wetsontwerp vergroot dat fiscale voordeel nog verder. Aangezien beide soorten beleggingen evenzeer aan inflatie onderhevig zijn, kan inflatie geen rechtvaardiging bieden voor dat bijkomende onderscheid.
Win-win
Kortom, de voorgestelde vrijstelling valt economisch moeilijk te rechtvaardigen. Ze leidt tot een minder dynamische economie, ontmoedigt beleggingen in bedrijven die dividenden of rente uitkeren en creëert een ongerechtvaardigd onderscheid tussen belastingbetalers. Het voorstel is daarmee zowel economisch schadelijk als fiscaal onrechtvaardig.
In discussies over belastingbeleid staat de overheid vaak voor een afweging tussen het minimaliseren van economische schade en het nastreven van een rechtvaardige verdeling van belastinglasten. In dat spanningsveld biedt het neutraliteitsbeginsel - waarbij verschillende vormen van kapitaalinkomen gelijk worden behandeld - een duidelijke win-win. Neutraliteit maakt dat kapitaal terechtkomt waar het het hoogste rendement oplevert én voorkomt willekeurige verschillen tussen groepen belastingbetalers.
De weerstand tegen fiscale neutraliteit weerspiegelt vooral de invloed van belangengroepen die baat hebben bij het behoud van het status quo. Het is daarom nu aan de regering om te kiezen voor het algemene belang, boven particuliere belangen.